SOUTHERN BRED TENNESSEE & ARKANSAS R&B ROCKERS, #23: ROUGH LOVER & #24: DIPPIN’ IN MY BUSINESS

Artiest info
Website
facebook
label: Koko-Mojo Records

Rhythm and Blues (R&B) is de verzamelnaam voor de muziek van zwarten in de VS tijdens de jaren 1940/1950, waaruit later de doo-wop en rockmuziek is ontstaan. R&B is een begrip dat werd geïntroduceerd door het Amerikaans weekblad voor de muziekindustrie, Billboard Magazine. Het blad werd 126 jaar geleden (in 1894 door William Donaldson & James Hennegan) opgericht als Billboard Advertising en wou het begrip “race music”, dat aanstootgevend werd bevonden, vervangen. Uit een allegaartje van uiteenlopende muziekgenres als gospel, boogiewoogie, jazz en blues ontwikkelde zich een nieuw soort van dansbare muziek, die eerst met het racistische begrip "race music" werd omschreven. De typische instrumenten van het genre waren de trompet, de saxofoon en de elektrische gitaar. Als dansmuziek loste de R&B de swing af. De belangrijkste vertegenwoordigers van het genre waren aanvankelijk T-Bone Walker, Muddy Waters en B.B. King. Zij werden opgevolgd door meer door de gospel beïnvloede musici als Aretha Franklin, Ray Charles en Wilson Pickett of door meer naar de rock 'n' roll neigende musici als Fats Domino en Chuck Berry.

“To make people DANCE and ENJOY!!...“

Koko-Mojo Records maakt deel uit van Rockstar Records Limited, opzich een divisie van de Rockstar Records label group) en is gevestigd in Cork, IE. Lang voordat deze markt werd overspoeld door goedkope copycat-releases van lage kwaliteit, stond Rockstar Records samen met ACE Records en Bear Family Records bekend om hun heruitgaven van hoge kwaliteit en hun “KILLER-NO-FILLER” ideologie.

Het doel van Koko-Mojo Records is heel simpel: onder de noemer Blues/R&B dansbare muziek uit de jaren 1950 uitbrengen! Hun compilaties zijn samengesteld door dj's en hun belangrijkste doel is om je te laten dansen: “From Argentina via Los Angeles to Ireland from Blues to Hillbilly and Rockabilly...”. Er dient hierbij opgemerkt te worden, dat er een verschil is tussen de originele R&B (een term die uit de jaren 1940 stamt en die staat voor stevige, rauwe muziek) en de hedendaagse (een genre dat er wel wat van wegheeft, maar dat over het algemeen veel zoetsappiger is).

‘SOUTHERN BRED VOL. 23: ROUGH LOVER’

‘Southern Bred Tennessee & Arkansas – Vol. 23: Rough Lover’ die door DJ Mark Armstrong werd samengesteld, graaft in het derde deel verder in de geschiedenis van deze na-oorlogse, bijna hoofdzakelijk Afro-Amerikaanse zwarte muziek. De blues die meer elektrisch werd, maakte ook meer gebruik van de piano, om er het ritme in te houden. De tracks op het album zijn een verzameling van blues rockers, piano en gitaar R&B, R’n’R en Doo-Wop muziek.

“To keep the boogie rhythm flowing…”

Op de 28 tracks staan evenveel namen van artiesten en bands, sommigen bekend (Sonny Boy Williamson, Memphis Slim, Little Willie John, Aretha Franklin, Joe Hill Louis…) en andere wat minder bekend, maar alle artiesten staan klaar “om het ritme levend te houden…”.

De kop wordt eraf gebeten door Lawrence “Larry” Birdsong (1934-1990), een wat minder bekende zwarte R&B zanger uit Tennessee, die werd ontdekt door Ted Jarrett, die hier zelf wat verder met “Love, Love, Love” opduikt.  Birdsong  kijkt met zijn “Young and Fancy Free” optimistisch tegen het leven aan. Stick McGhee and His Spo-Dee-O-Dee “Drank Up All the Wine Last Night”. De kater op de volgende ochtend was er voor Wilbert “Big Chief” Ellis (piano), Bob Harris (zang, bas), Gene Brooks (drums), Joe Morris (trompet) en het duo Sonny Terry (harmonica) & Brownie McGhee (zang, gitaar), die samen vaker in de studio stonden. Jazz en R&B zangeres Big Maybelle (1924-1972) zong van 1936 tot 1944 bij de International Sweethearts of Rhythm. Ze nam in 1957 met het Erenie Wilkins Orchestra “Rock House” op, werd ziek en stierf aan diabetes. William Edward “Little Willie” John (1937-1968) was een van de tien kinderen van Lillie John-Robinson en Mertis John. Veel bronnen geven ten onrechte Edgar als zijn tweede naam. Zijn familie verhuisde op zijn vierde naar Detroit (Michigan), zodat zijn vader fabriekswerk kon vinden. Eind jaren 1940 vormden de oudste kinderen, onder wie John, een gospelzanggroep. John trad ook op in talentenjachten, wat hem onder de aandacht bracht van Johnny Otis en later muzikant en producent Henry Glover[4]. Nadat die John had horen zingen met het Paul 'Hucklebuck' Williams-orkest, contracteerde hij hem in 1955 bij King Records. Hij kreeg de bijnaam Little Willie vanwege zijn kleine gestalte. “Why Don’t You Haul Off and Love Me” was het B-kantje dat hij opnam  in 1958. “Little George” Smith met “Oopin’ Doopin’ Doopin’” en “Little Al” met “Little Lean Woman” bevestigen het vermoeden dat lengte een muzikant niet tegen houden en, waar blijven de overige dames? Christine Kittrell smacht om hulp op “Lord Have Mercy (I’m So Lonely)” en Barbara Perry heeft op “Bobby is a Bad Boy” last van de mannen. Doo-wop kan als je The Marigolds (“Rollin’ Stone”) tegen komt en rock’n’roll als je Rosco Gordan (“Hey Fat Girl”) laat doen. Joe Hill Louis (1921-1957) mag afsluiten met “Backlside Boogie”. Deze bluesman nam veel op in Memphis als eenmansband en ontwikkelde een primitieve maar krachtige stijl op de mondharmonica.

 

‘SOUTHERN BRED VOL. 24: DIPPIN’ IN MY BUSINESS’

‘Southern Bred Tennessee & Arkansas – Vol. 24: Dippin’ is My Business’ die door DJ Mark Armstrong werd samengesteld, graaft in het derde deel verder in de geschiedenis van deze na-oorlogse, bijna hoofdzakelijk Afro-Amerikaanse zwarte muziek. De blues die meer elektrisch werd, maakte ook meer gebruik van de piano, om er het ritme in te houden. De tracks op het album zijn een verzameling van blues rockers, piano en gitaar R&B, R’n’R en Doo-Wop muziek.

“To keep the boogie rhythm flowing…”

Op de 28 tracks staan evenveel namen van artiesten en bands, sommigen bekend (Bobby “Blue” Bland, Memphis Slim, Joe Hill Louis, Washboard Sam, Louis Jordan, Willie Dixon…) en andere wat minder bekend, maar alle artiesten staan klaar “om het ritme levend te houden…”.

Wat zijn de nieuwkomers op ‘Volume 24’? Dee Clark, die opent met “24 Boyfriends”, Al “Cake” Wichard Trio met “Boogiewoogie Upstairs” en Tiny Davis met How About Thazt Jive”. Van Rose Mary McCoy (1922-2015) is de titelsong. Rose Mary is een Afro-Amerikaanse songwriter, invloedrijk en productief in de jaren 1950 en 1960. Hoewel ze het vaakst wordt geassocieerd met nummers die zijn opgenomen door andere legendarische Rhythm & Blues-artiesten uit de jaren 1950 en 1960 (je mag haar niet “ruilen” met Van McCoy of Ronald McCoy…), schreef Rose Marie McCoy ook veel jazz-, pop-, rock-'n-roll-, country- en gospelnummers. In 1954 werkte ze samen met songwriter Charles Singleton en scoorde meteen een hit met Faye Adams, “It Hurts Me To My Heart”. De samenwerking duurde acht jaar, waarin ze hits schreven voor Elvis Presley (“I Beg of You”), Eartha Kitt, Eddy Arnold, Big Joe Turner, Nat King Cole en nog veel meer. Ze publiceerde meer dan 800 nummers. M.a.w. een terechte keuze! Van Moohag aka David James Williams (de mede-oprichter van het Memphis’ label Duke) is “All Shook Up ”. Van Washboard Sam & His Washboard Band en uit 1939 is “Diggin’ My Potatos”. Bigg Bill Broonzy was gitarist op alle opnames van Sam en Sam beweerde dat hij Broonzy’s half-broer was. The Holyhocks zijn Clifford Curry, Willie Earl Drummond, Veste Huddleston, Mickey Prater en Clayton Whittington. Ze namen in 1957 slechts één single op bij Nasco Records: “Don’t Say Tomorrow”. Erline Harris, ook bekend als Erline “R’n’R” Harris, nam met The Johnson Brothers “Never Missed My Baby” op. Van St. Louis Jimmy aka James Burke Oden (1903-1977) is “Hard Luck Boogie”. Jimmy had pech want hij was in 1957 betrokken in een auto ongeval, waardoor hij moest stoppen zijn muzikale activiteiten. Bij de opnames van “My Sweet Woman” van Drifting Slim, zat Ike Turner achter de piano. We gaan naar het einde toe met “Taylor Made” van Sam “The Man” Taylor, “Kansas City Blues” van Robert Nighthawk en tenslotte en heel bezweet met een duo, Memphis Slim & Willie Dixon met “Joggie Boogie”. Memphis Slim geboren als John Len “Peter” Chatman (1915-1988) nam hij de naam van zijn vader (Peter) aan, die een bluesmuzikant was. Hij verhuisde in de jaren dertig naar Chicago, waar zijn mentor Big Bill Broonzy was en begon in 1939 als bandleider van Okeh en Bluebird. Hoewel hij optrad onder de naam Memphis Slim, publiceerde hij nummers die hij had geschreven onder de naam L.C. Frazier. Zijn productieve opnamecarrière omvatte ook opnames voor Peacock Records, Chess en Vee Jay Records, naast vele andere labels. Hij verhuisde in 1961 naar Parijs en woonde daar tot aan zijn dood in 1988.

De ‘Southern Bred’ compilatiealbums van Koko-Mojo Records met originele nummers uit midden jaren 1950, staan voor swing en stevige, rauwe en swingende R&R. Het album archiveert een deel van de muziekgeschiedenis van vooral zwarte muzikanten in Amerika, die de basis is van wat nu wereldwijd vele muzikanten aanvuurt om te spelen en vele muziekliefhebbers boeit…” (ESC for Rootstime.be)

Eric Schuurmans